Tarieven

Europese regelgeving en de Wet luchtvaart bepalen dat gebruikers van luchtvaartnavigatiediensten een vergoeding verschuldigd zijn voor de kosten van dienstverlening voor de en-route en plaatselijke luchtvaartnavigatiediensten en de dienstverlening op de Noordzee (NSAA).

Nederland onderkent een drietal zogenoemde heffingszones:

  • Terminal, voor vliegverkeer dat zich in de nabijheid van de luchthavens Amsterdam Airport Schiphol, Rotterdam The Hague Airport, Groningen Airport Eelde en Maastricht Aachen Airport bevindt en gebruikmaakt van de diensten van de plaatselijke luchtverkeersleiding. Het aantal service units dat wordt betaald voor een vlucht is afhankelijk van het gewicht van het vliegtuig.

  • En-route, voor vliegverkeer dat gebruikmaakt van de hogere luchtlagen boven Nederland en het naderingsgebied van de luchthavens. Het aantal service units dat wordt betaald voor een vlucht is afhankelijk van het gewicht van het vliegtuig in combinatie met de afstand die door het Nederlandse luchtruim wordt gevlogen.

  • North Sea Area Amsterdam ‐ NSAA ‐ voor het burgerhelikopterverkeer dat gebruikmaakt van het Nederlandse luchtruim boven de Noordzee. Voor een vlucht naar het in de Aeronautical Information Publication (AIP) gedefinieerde gebied boven de Noordzee, ten behoeve van de offshore olie- en gasindustrie en windmolenparken, wordt een tarief betaald vastgesteld op de kosten van dienstverlening gedeeld door het aantal vertrekkende burgerhelikoptervluchten naar dat gebied, ongeacht gewicht van de helikopters, of de afstand die door dit gebied wordt gevlogen.

Tariefbepaling

De tarieven van LVNL zijn onderwerp van consultatie met de stakeholders, worden jaarlijks bepaald en maken deel uit van het nationale tarief voor deze heffingszones. Zij zijn gebaseerd op de verwachte totale kosten voor luchtverkeersdienstverlening en de verwachte verkeersontwikkeling in de betreffende zones, rekening houdend met de nog te verrekenen resultaten uit voorgaande jaren.

Jaarlijks wordt voor elke heffingszone een nationaal tarief per dienstverleningseenheid bepaald. De kostengrondslag voor de verschillende heffingszones bestaat uit de kosten van verschillende dienstverleners waarvan LVNL er één is. Andere dienstverleners zijn het KNMI, voor alle heffingszones, en het MUAC, EUROCONTROL en de NSA voor de en-route heffingszone. De nationale tarieven worden jaarlijks gepubliceerd in de Staatscourant en het AIP.

Het LVNL‐tarief voor en-route was in het verslagjaar 47,41 euro (2020: 46,89 euro). Voor de terminalheffingszone was het tarief 186,28 euro (2020: 183,38 euro).

De figuur hieronder geeft inzicht in de nationale en-route tarieven van een aantal West‐Europese landen. Hieruit blijkt dat in het jaar 2019 het Nederlandse tarief gedaald is door de verrekening met de luchtruimgebruikers van het verkeer surplus (volume effect) dat in de periode daarvoor is ontstaan. De verrekening vindt plaats via een korting op het tarief. Inmiddels zit het Nederlandse en-route tarief vanaf 2020 weer op een hoger niveau. In de lopende referentieperiode is voor de jaren 2021 en 2022 een stijging van het tarief zichtbaar. Dit komt doordat de totale kosten ook hoger zijn door groei van de organisatie. Het is zichtbaar dat de tarieven in onze regio fluctueren, net als het Nederlandse tarief. De tarieven van België en Luxemburg stijgen fors maar de Zwitserse tarieven dalen. De tarieven van Duitsland zijn in de gehele periode redelijk stabiel. De verschillen in de regio lopen in de huidige referentieperiode dan ook meer uiteen. In het tarief 2022 zijn voor het eerst de effecten van COVID-19 op de hoeveelheid van het vliegverkeer meegenomen. De forse stijging van het tarief wordt verklaard door de lagere verwachte hoeveelheid vliegverkeer.

Nationale en-route tarieven Europa 2018-2022, in euro’s. Bron EUROCONTROL.

Prestatiesturing

Het Europese systeem van prestatiesturing voorziet in een verdeling van financiële risico’s tussen enerzijds de luchtvaartmaatschappijen en anderzijds de luchtverkeersdienstverleners. De prestatiesturing schrijft voor dat de kosten- en volume-effecten in het tweede jaar na dato (n+2) verrekend worden via de en-route en terminal tarieven. Als gevolg van de COVID-pandemie en daarop door de Europese Commissie vastgestelde Exceptional Measures wordt de verrekening aangepast en zal er in principe vanaf het jaar 2023 verrekend gaan worden over een periode van vijf tot zeven jaar.

Toekomstige tariefontwikkeling

De basis voor de tariefontwikkeling voor en-route en terminal is vastgelegd in de prestatieplannen. Deze plannen worden door de lidstaten opgesteld voor periodes van vijf jaar en ter beoordeling aangeboden aan de Europese Commissie. Het jaar 2020 was het eerste jaar van de nieuwe, derde referentieperiode die loopt van 2020 tot en met 2024. De luchtvaart is zwaar geraakt door de COVID-pandemie en verkeersvolumes zijn sindsdien drastisch gedaald doordat overheden reisbeperkingen instelden om verspreiding van het COVID-virus tegen te gaan.

De ingediende prestatieplannen zijn hierdoor inhoudelijk niet meer relevant en evenmin bruikbaar als basis voor de toekomstige tariefontwikkeling. De Europese Commissie heeft voor de ontstane situatie met een amendement een aanpassing gemaakt op de prestatiesturingsregeling waarop de lidstaten in november 2021 hernieuwde prestatieplannen voor de periode 2020-2024 hebben aangeleverd. De nieuwe prestatieplannen moeten rekening houden met een significant gereduceerd verkeerscenario in de periode tot en met 2024 en van luchtverkeersleidingsorganisaties wordt verwacht dat er passende kostenbesparende maatregelen worden getroffen. De nieuwe plannen dienen als basis voor de toekomstige tariefontwikkeling. Het sterk gereduceerde verkeersscenario leidt gevoeglijk tot hogere tarieven in de jaren vanaf 2022. De huidige verwachting is dat rond 2025 de verkeersvolumes nagenoeg hersteld zijn op het niveau van voor de uitbraak van de COVID-pandemie.

Op dit moment is er voor de jaren 2020 en 2021 geen goedgekeurd prestatieplan beschikbaar dat de basis formaliseert van het en-route en terminal tarief in die jaren. De prestatiesturingsregeling schrijft voor dat in deze situatie de tarieven uit het prestatieplan worden gebruikt dat in 2019 is ingediend. Als er geen goedgekeurd plan is op het moment van vaststellen van de tarieven dan worden tarieven gebaseerd op het meest recent ingediende plan. Voor 2020 en 2021 betekent dit het plan van november 2019; voor 2022 is dat het plan van november 2021. Voor 2020 en 2021 was dat is in het voordeel van de luchtvaartmaatschappijen omdat de tarieven nog op normale verkeersvolumes waren gebaseerd en daardoor lager waren. Hierdoor leed LVNL echter, net als alle andere luchtverkeersleidingsorganisaties, een dekkingstekort in de jaren 2020 en 2021. Het amendement op de prestatiesturingsregeling voorziet in het gespreid verrekenen van dit dekkingstekort over meerdere jaren, naar verwachting vanaf 2023. Naast het effect van dit gespreid verrekenen zal het tarief ook hoger worden doordat het verkeer naar verwachting in 2023 nog lager zal zijn dan voor de COVID-pandemie. In heel Europa verwachten luchtverkeersleidingsorganisaties een stijging van de tarieven vanaf 2022.